Regels voor partneralimentatie beeindigen. In een huwelijk zijn echtgenoten verplicht om voor elkaar te zorgen. Deze verplichting eindigt in principe bij een echtscheiding. Er zijn echter situaties waarin de verplichting om partneralimentatie te betalen kan blijven bestaan, met name als een van de ex-echtgenoten onvoldoende inkomen heeft om in zijn of haar eigen levensonderhoud te voorzien. In dat geval, als de andere echtgenoot voldoende financiële middelen heeft, kan hij of zij verplicht worden om bij te dragen aan het levensonderhoud van de voormalige partner in de vorm van partneralimentatie.
Wanneer eindigt de partneralimentatie duur
De verplichting om partneralimentatie te betalen eindigt automatisch als de partneralimentatiegerechtigde (de persoon die partneralimentatie ontvangt) een van de volgende stappen onderneemt:
- Opnieuw trouwen.
- Een geregistreerd partnerschap aangaan.
- Samenwonen met een andere persoon alsof ze getrouwd zijn, of als ze hun partnerschap zouden hebben geregistreerd (artikel 1:160 van het Burgerlijk Wetboek).
In het geval dat een van deze situaties zich voordoet, vervalt het recht op partneralimentatie onmiddellijk, zonder dat de tussenkomst van de rechter nodig is. Het aangaan van een nieuw huwelijk of geregistreerd partnerschap is over het algemeen gemakkelijk aan te tonen en wordt meestal niet betwist.
Voorwaarden voor partneralimentatie bij samenwonen
De cruciale vraag is wanneer de situatie als samenwonen “alsof ze getrouwd zijn of hun partnerschap hebben geregistreerd” wordt beschouwd. De Hoge Raad heeft hiervoor de volgende criteria ontwikkeld:
“Om te beoordelen of de vrouw in de zin van artikel 1:160 BW samenwoont met een ander alsof ze getrouwd zijn, is het niet voldoende dat ze gewoon samenwonen. Er moet sprake zijn van een affectieve relatie van duurzame aard, waarbij ze elkaar verzorgen, samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren.”
Om de verplichting tot partneralimentatie automatisch te beëindigen, moeten aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
- Een affectieve relatie moet aanwezig zijn.
- Deze affectieve relatie moet van duurzame aard zijn.
- De twee personen moeten feitelijk samenwonen in dezelfde woning of het grootste deel van hun tijd daar doorbrengen.
- Ze moeten elkaar financieel ondersteunen of op andere manieren voor elkaar zorgen, zoals gezamenlijke kosten dragen of gezamenlijke aankopen doen.
- Of er sprake is van een gemeenschappelijke huishouding hangt af van de feitelijke omstandigheden van het geval.
- Om met succes een beroep te doen op samenwonen “alsof ze getrouwd zijn of hun partnerschap hebben geregistreerd” moeten alle vijf deze voorwaarden worden vervuld.
Beperkte toepassing van artikel 1:160 BW
Het beroep op het beëindigen van de verplichting tot partneralimentatie op basis van artikel 1:160 BW wordt doorgaans niet snel geaccepteerd door rechters. Dit komt omdat een succesvol beroep op dit artikel betekent dat de partneralimentatiegerechtigde definitief het recht op ondersteuning van de ex-echtgenoot verliest. Daarom moet dit niet lichtvaardig worden overwogen.
Bovendien heeft de rechter niet de vrijheid om een toekomstige ingangsdatum te bepalen waarop geen levensonderhoud meer verschuldigd is. Het moment waarop aan de voorwaarden van artikel 1:160 BW is voldaan, is doorslaggevend. Dit betekent dat eventuele betalingen die achteraf zijn gedaan, als onverschuldigd worden beschouwd en door de partneralimentatiegerechtigde moeten worden terugbetaald.
Vereenvoudigde criteria en omkering van bewijslast
Pas wanneer aan alle vijf criteria is voldaan, wordt aangenomen dat er sprake is van samenwonen zoals bedoeld in artikel 1:160 BW. Het bewijs hiervoor is echter lastig te leveren. Een onderzoeksbureau kan bijvoorbeeld aantonen dat de nieuwe partner vaak bij de partneralimentatiegerechtigde verblijft, maar het bewijzen van financiële verwevenheid en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding kan lastig zijn, vooral als het gaat om wederzijdse verzorging.
Om dit probleem aan te pakken, is er in recente jurisprudentie een verandering opgetreden. Er wordt nu sneller aangenomen dat aan deze vijf criteria is voldaan. In sommige gevallen kan zelfs de bewijslast worden omgekeerd als de overige criteria in beginsel als aannemelijk worden beschouwd. In dat geval moet de partneralimentatiegerechtigde bewijzen dat er geen sprake is van wederzijdse verzorging. Dit helpt de alimentatieplichtige bij het bewijzen van zijn of haar zaak.
Recente rechtspraak met betrekking tot partneralimentatie
Er zijn enkele recente uitspraken waarin de rechter heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden van artikel 1:160 BW is voldaan. In een zaak bij het Gerechtshof Amsterdam werd bijvoorbeeld niet ingestemd met het omkeren van de bewijslast zoals door de alimentatieplichtige was
verzocht. Wel werd voorshands aangenomen dat aan de vijf criteria was voldaan, en kreeg de alimentatiegerechtigde de gelegenheid om tegenbewijs te leveren.
Het Hof achtte aannemelijk dat er een duurzame en affectieve relatie was tussen de alimentatiegerechtigde en haar nieuwe partner, en dat ze samenwoonden. Het Hof hechtte ook belang aan het feit dat ze een kind verwachtten en aan de observaties en foto’s van het recherchebureau dat door de alimentatieplichtige was ingeschakeld.